(8) Voorzieningen
De specifcatie van de voorzieningen is als volgt: |
2023 |
2022 |
(in duizenden EUR) |
||
Groot onderhoud schepen |
8.720 |
9.162 |
Voorziening egalisatieoplossing FLO |
1.717 |
1.827 |
Voorziening nieuwe uittrederegeling continu personeel |
11.819 |
11.232 |
Voorziening personeelsbeloning |
899 |
772 |
Voorziening kantoorregeling |
405 |
224 |
Voorziening langdurig zieken |
297 |
431 |
Stand per 31 december |
23.857 |
23.648 |
Voorziening groot onderhoud schepen
Dit betreft een voorziening voor het egaliseren van de kosten van het periodiek groot onderhoud van schepen en revisies van motoren. De dotaties aan de voorziening zijn opgebouwd op basis van een planning voor ieder vaartuig, waarbij eenmaal per twee jaar een kleine dokbeurt plaatsvindt en eenmaal per vijf jaar een grote dokbeurt. De geschatte bedragen voor de dokbeurten zijn gebaseerd op de werkelijke uitgaven van de afgelopen jaren.
Het verloop van de voorziening groot onderhoud schepen is als volgt: |
2023 |
2022 |
(in duizenden EUR) |
||
Stand per 1 januari |
9.162 |
9.159 |
Bij: dotaties |
2.589 |
3.138 |
Af: onttrekkingen wegens onderhoud |
-3.031 |
-3.135 |
Stand per 31 december |
8.720 |
9.162 |
Hiervan heeft € 3.250.869 een looptijd korter dan 1 jaar en € 5.469.105 een looptijd langer dan 1 jaar en korter dan 5 jaar.
Voorziening egalisatie oplossing FLO
Bij de verzelfstandiging van het Loodswezen in 1988 zijn de op dat moment bestaande backserviceverplichtingen voor de regelingen van Functioneel Leeftijds Ontslag (FLO) voor varende medewerkers en Functioneel Leeftijds Pensioen (FLP) voor loodsen door de overheid niet af gefinancierd..
Het Loodswezen heeft sinds 1996 ten laste van het resultaat van de gemeenschappelijke exploitatie, naast de betaling van de uitkeringen op omslagbasis, extra stortingen gedaan om stapsgewijs over te gaan van financiering op omslagbasis naar financiering op kapitaaldekkingsbasis. Voor 2008 was deze vrijwillige overgang naar financiering op kapitaaldekkingsbasis gebaseerd op een vast percentage van de omzet (dat destijds 22% van de omzet bedroeg).
Deze methode is in 2008, onder de gewijzigde Loodsenwet, waarbij de ACM het schema van stortingen vaststelt, door de wetgever bestendigd. Vanaf 2017 bedraagt de opslag in de tarieven voor FLO 0%.
De ontvangen opslagen uit de loodsgeldtarieven voor FLO worden beheerd binnen de balans van de gemeenschappelijke exploitatie van de loodsenassociaties in het egalisatiefonds FLO.
Het egalisatiefonds FLO:
Jaarlijks wordt de in de loodsgeldtarieven in rekening gebrachte opslag aan dit fonds gedoteerd en worden de FLO uitkeringen ten laste van dit fonds gebracht. Het saldo van het egalisatiefonds FLO aan het einde van elk jaar representeert de middelen die feitelijk op dat moment beschikbaar zijn voor de financiering van FLO uitkeringen.
De backservice FLO:
De backservicevoorziening voor FLO is het bedrag dat nodig zou zijn indien de desbetreffende verplichtingen op de desbetreffende datum bij een derde partij (pensioenfonds of verzekeraar) zouden worden ingekocht. Hierbij is voor FLO uitgegaan van de grondslagen zoals deze gelden voor het verzekeringscontract van de pensioenregeling van Nederlands Loodswezen B.V. Ultimo 2023 is deze door de actuaris berekend op basis van de volgende grondslagen.
Sterfte (voorziening): AG 2022 Prognosetafel (leeftijdscorrecties -1 / -1)
Rente: 3,26% (marktrente AA+ bedrijfsobligaties per 31 december 2023)
Deelnemersbestandontwikkeling: jaarlijkse stijging FLO-uitkering (en uitkering AOW-gat) en RVU-drempelvrijstelling: 12% in 2024, 3,0% erna.
Opslagen (voorziening): 1,5% excasso en 0,5% uitkeringsmodaliteit.
De impact van de gewijzigde rente bedraagt € 0.
In onderstaand overzicht is het verloop van het egalisatiefonds FLO versus de backservice FLO weergegeven:
Egalisatiefonds FLO |
||
Het verloop van de voorziening egalisatieoplossing FLO is als volgt: |
2023 |
2022 |
(in duizenden EUR) |
||
Stand per 1 januari |
1.827 |
2.054 |
Af: uitkeringen |
-163 |
-242 |
Af: vrijval FLO |
0 |
0 |
Bij: dotatie 0,00% respectievelijk 0,00% omzet |
0 |
0 |
Af: rente |
53 |
15 |
Stand per 31 december |
1.717 |
1.827 |
Backservice FLO |
||
31-12-2023 |
31-12-2022 |
|
(in duizenden EUR) |
||
Stand egalisatiefonds FLO |
1.717 |
1.827 |
Benodigde backservice koopsom |
38 |
167 |
Verschil |
1.679 |
1.660 |
De backservice FLO heeft voor € 36.000 een looptijd korter dan 1 jaar. Het resterende bedrag van € 1.642.834 heeft een looptijd van langer dan 1 jaar.
Het verschil tussen het egalisatiefonds FLO en de benodigde backservice FLO:
Het verschil tussen de in het egalisatiefonds FLO beschikbare middelen en de benodigde financiering ter dekking van de backserviceverplichtingen is het nog in de toekomstige tarieven te financieren deel van de FLO verplichtingen.
De FLO uitkeringen lopen tot en met 2025. Het thans bestaande positieve saldo van € 1.678.834 kan tot en met 2025 nog wijzigingen ondergaan, doordat in de actuariële berekening van de backservice een aantal aannames op basis van de huidige omstandigheden zijn verwerkt, die in de toekomst kunnen wijzigen.
In 2019 is met het ministerie van IenW afgesproken dat, een eventueel overschot zolang de uitkeringen aan FLO gerechtigden nog lopen (tot en met 2024) worden beheerd binnen de gemeenschappelijke exploitatie van de loodsenassociaties. Nadat alle uitkeringen aan FLO gerechtigden voldaan zijn zal het eindsaldo bepaald worden en zal dit worden overgedragen aan de Nederlandse Loodsencorporatie, waarna dit net als voor FLP, zal worden ter worden terug gegeven via de toekomstige loodsgeldtarieven.
In deze jaarrekening is dit saldo - als onderdeel van het egalisatiefonds FLO - opgenomen in deze balans onder de voorzieningen.
Voorziening nieuwe uittrederegeling continu personeel (NUR)
De nieuwe uittrede regeling voor continupersoneel houdt in dat personeelsleden die tenminste 20 jaar werkzaam zijn geweest in een continufunctie onder bepaalde voorwaarden gefaseerd naar hun pensioen kunnen afbouwen met een aanvulling van de werkgever. Deze regeling geldt voor alle werknemers van Nederlands Loodswezen B.V. in een continufunctie. Onderdeel van deze groep vormen ook de varende werknemers die voor 1992 in dienst zijn getreden en die nog aanspraken hadden om met FLO te kunnen gaan. Behoudens een kleine groep werknemers die in 2013 nog met FLO kon gaan, is de nieuwe regeling ook op de ex- FLO gerechtigden van toepassing.
De voorziening voor de nieuwe uittrede regeling wordt actuarieel berekend.
Voor de waardering van de voorziening NUR wordt een inschatting gemaakt voor de kans dat een medewerker deelneemt. Voor alle medewerkers die recht hebben op de NUR van 56,5 jaar en ouder (plus gepensioneerde ex-medewerkers) wordt jaarlijks een analyse gemaakt door per medewerker inzichtelijk te maken in hoeverre deze medewerker gebruik maakt, gebruik heeft gemaakt of nog gebruik kan maken van de NUR aanvullingen. Op basis van de gemaakte analyse is in de jaarrekening 2023 voor degenen die een keuze hebben gemaakt uitgegaan van de uitkeringen die behoren bij de gemaakte keuzes.
Aangezien de aanvulling voor ex- FLO gerechtigden hoger is dan voor medewerkers die geen FLO aanspraken hebben gehad, wordt de deelnamekans voor beide subgroepen apart berekend.
Voor degenen die nog geen keuze hebben gemaakt is uitgegaan van de deelnamekansen die horen bij de deelnemers die wel een keuze hebben gemaakt in de betreffende subgroep. Dit betekent dat voor de subgroep ‘oud-FLO’ een deelnamekans van 98,2% is toegepast op medewerkers die nog geen keuze hebben gemaakt en dat op de subgroep ‘geen FLO gehad’ een deelnamekans van 86,4 % is toegepast op medewerkers die nog geen keuze hebben gemaakt.
Voor degenen die nog geen keuze gemaakt hebben en waarvoor geldt dat geen volledige aanvulling meer mogelijk is, vanwege het verlopen van rechten of de van toepassing zijnde wachttijd van 6 maanden, is hier ook rekening mee gehouden. De deelnamekans is derhalve toegepast op de ultimo 2023 nog maximaal mogelijke aanvullingen.
Voor de subgroep ‘oud-FLO’ geldt dat alle medewerkers de maximale opbouw van 20 jaar hebben en dat het merendeel van de medewerkers inmiddels een keuze heeft gemaakt en gebruik van de regeling maakt.
Voor de subgroep ‘geen FLO gehad’ geldt dat een deel van de medewerkers minder dan de maximale opbouw van 20 jaar kan bereiken, hetgeen van invloed kan zijn op de te maken keuze. Voorts geldt voor deze subgroep dat een relatief groter aantal deelnemers, die wel een keuze had moeten maken, nog geen keuze heeft gemaakt.
Vanwege het feit dat de subgroep ‘geen FLO gehad’ nog relatief klein is, is er nog slechts een beperkte ervaring opgebouwd over de wijze waarop deze groep hun keuze maakt en weegt de keuze van een klein aantal deelnemers ook relatief zwaar door in de gemiddelde deelnamekans van deze subgroep. Hierdoor bestaat er meer onzekerheid over de deelnamekans in deze subgroep. De komende jaren zal de deelnamekans van deze subgroep worden gemonitord en zal deze naar verwachting, op basis van een toenemend aantal deelnemers, betrouwbaarder en meer exact kunnen worden vastgesteld.
Medewerkers kunnen – binnen de voorwaarden van de regeling – zelf het moment waarop men gebruik van de regeling maakt kiezen. De benodigde voorziening wordt opgebouwd in 20 jaar, voorafgaande aan een richtleeftijd van 59 jaar.
In de berekening van de voorziening is uitgegaan van de sterftetabel: AG 2022 Prognosetafel (leeftijdscorrecties: -1/-1) en het rentepercentage bedraagt 4,03% (benadering marktrente AA+ bedrijfsobligaties per september 2023 op basis van een duratie van 6 jaar).
De mutatie door de gewijzigde rente van 3,73% naar 3,15% bedraagt € 398.255.
De voorziening NUR heeft voor € 1.443.000 een looptijd korter dan 1 jaar, voor € 5.584.000 een looptijd lannger dan 1 jaar en korter dan 5 jaar en voor € 47.791.897 een looptijd lager dan 5 jaar.
Grondslagen berekening backservice NUR:
Sterfte: AG 2022 Prognosetafel (leeftijdscorrecties: -1/-1) |
||||
Rente: 3,73% (benadering marktrente AA+ bedrijfsobligaties per einde 2022 op basis van een duratie van 6 jaar) |
||||
Ontwikkeling deelnemersbestand: |
||||
· Jaarlijkse stijgingen salarissen, loonaanvullingen: 2,5% in 2023 (conform CAO), erna 3,0% |
||||
· Carrièrestijgingen (per jaar): |
||||
Leeftijd van |
Leeftijd tot |
Carrière |
||
15 |
40 |
3,00% |
||
40 |
45 |
2,50% |
||
45 |
59 |
1,75% |
||
· Arbeidsongeschiktheidskansen: |
||||
AO-kansen |
AO-kansen |
|||
Leeftijd van |
Leeftijd tot |
Man |
Vrouw |
|
15 |
20 |
0,09% |
0,15% |
|
20 |
25 |
0,13% |
0,23% |
|
25 |
30 |
0,21% |
0,41% |
|
30 |
35 |
0,30% |
0,55% |
|
35 |
40 |
0,39% |
0,66% |
|
40 |
45 |
0,49% |
0,77% |
|
45 |
50 |
0,61% |
0,87% |
|
50 |
55 |
0,73% |
0,99% |
|
55 |
59 |
0,87% |
1,14% |
|
De arbeidsongeschiktheidskansen zijn alleen van toepassing op de groep 'geen FLO gehad'. |
||||
· Ontslagkansen: |
||||
Leeftijd van |
Leeftijd t/m |
Ontslag |
||
15 |
34 |
5,00% |
||
35 |
39 |
3,00% |
||
40 |
44 |
2,00% |
||
45 |
59 |
1,00% |
||
· Deelnamekans: |
||||
De deelnamekansen worden toegepast op medewerkers die nog geen keuze hebben gemaakt. |
||||
Groep |
Deelnamekans |
|||
Oud FLO'ers |
97,90% |
|||
Geen FLO gehad |
85,70% |
Opslagen op de voorziening: 0,5% uitkeringsmodaliteit |
||
Opslagen werkgeverslasten: |
||
Opslag als % |
Gemaximeerd of excedent |
|
Opslag |
||
IVA/WGA excedent |
3,44 |
|
Premie sectorfonds (WGF) |
0,00 |
|
WAO/WIA basis |
7,55 |
|
WGA aanvulling |
0,38 |
|
WGA Eigen Risico |
0,72 |
|
WW-AWF |
2,20 |
|
ZVW |
6,75 |
|
Eindtotaal |
21,04 |
|
Totaal gemaximeerd |
17,60% |
|
Totaal excedent |
3,44% |
|
Totaal |
21,04% |
|
Tijdsevenredigheidsfactor: Opbouw in (maximaal) 20 jaar tot leeftijd 59 |
Het verloop van de voorziening nieuwe uittrede regeling continu personeel: |
2023 |
2022 |
(in duizenden EUR) |
||
Stand per 1 januari |
11.232 |
13.126 |
Bij: dotatie voorziening nieuwe uittrede regeling continu personeel |
1.687 |
971 |
Af: uitkeringen |
-1.197 |
-1.071 |
Wijziging actuariële veronderstellingen |
-312 |
-1.858 |
Bij: rentetoevoeging |
409 |
64 |
Stand per 31 december |
11.819 |
11.232 |
Voorziening personeelsbeloning lange termijn
In de CAO van het Loodswezen is een jubileumregeling van toepassing. Indien een medewerker een bepaald aantal jaren in dienst is, ontvangt deze medewerker een eenmalige uitkering in aanvulling op het salaris. Voor de in het vooruitzicht gestelde jubileumuitkeringen wordt de contante waarde van de toekomstige jubileum-uitkeringen rekening houdend met de aan de volgende jaren lineair toe te rekenen lasten over de verstreken diensttijd op de balans opgenomen. De voorziening voor de uitkeringen is berekend als de contante waarde van de verwachte jubileumuitkering, rekening houden met sterfte.
Sterfte: AG 2022 Prognosetafel (leeftijdscorrecties: -1/-1) |
||||
Rente: 3,76% (marktrente AA+ bedrijfsobligaties per einde 2022 op basis van een duratie van 9) |
||||
Ontwikkeling deelnemersbestand: |
||||
· Jaarlijkse stijgingen salarissen: 2,5% in 2023 (conform CAO), erna 3,0% |
||||
Leeftijd van |
Leeftijd tot |
Carrière |
||
15 |
40 |
3,00% |
||
40 |
45 |
2,50% |
||
45 |
59 |
1,75% |
||
60 |
0,00% |
|||
· Arbeidsongeschiktheidskansen: |
||||
AO-kansen |
AO-kansen |
|||
Leeftijd van |
Leeftijd tot |
Man |
Vrouw |
|
15 |
20 |
0,09% |
0,15% |
|
20 |
25 |
0,13% |
0,23% |
|
25 |
30 |
0,21% |
0,41% |
|
30 |
35 |
0,30% |
0,55% |
|
35 |
40 |
0,39% |
0,66% |
|
40 |
45 |
0,49% |
0,77% |
|
45 |
50 |
0,61% |
0,87% |
|
50 |
55 |
0,73% |
0,99% |
|
55 |
0,87% |
1,14% |
||
· Ontslagkansen: |
||||
Leeftijd van |
Leeftijd t/m |
Ontslag |
||
15 |
34 |
5,00% |
||
35 |
39 |
3,00% |
||
40 |
44 |
2,00% |
||
45 |
59 |
1,00% |
||
60 |
0,00% |
|||
· Leeftijd uit dienst 67 |
Het verloop van de voorziening personeelsbeloning lange termijn is als volgt: |
2023 |
2022 |
(in duizenden EUR) |
||
Stand per 1 januari |
772 |
972 |
Opbouwlasten |
131 |
104 |
Uitkeringen in boekjaar |
-63 |
-41 |
Interestlasten |
29 |
7 |
Actuariële winsten |
30 |
-270 |
Stand per 31 december |
899 |
772 |
De voorziening heeft betrekking op jubileumuitkeringen en heeft overwegend een langlopend karakter. De mutatie door de gewijzigde markrente van 3,76% naar 3,22% bedraagt € 30.000.
De voorziening heeft voor € 14.493 een looptijd korter dan 1 jaar. Het resterende bedrag van € 885.335 heeft een looptijd van langer dan 1 jaar.
Voorziening langdurig zieken
Onder de voorziening langdurig zieken zijn de totale salariskosten opgenomen van de personen die per balansdatum naar verwachting langdurig ziek zijn en die naar verwachting geheel of gedeeltelijk niet meer instaat zullen zijn om hun werkzaamheden te verrichten. De voorziening is opgenomen tegen nominale waarde. Er is een rentevoet gehanteerd van 3,73%. De voorziening heeft voor het gehele bedrag van € 297.163 een looptijd korter dan 1 jaar.
Voorziening kantoorregeling (Regeling vitaliteitsverlof kantoormedewerkers)
Vanaf 2021 is de vitaliteitsregeling voor kantoormedewerkers verhoogd naar 4% waarvan de extra 2% niet uitbetaald mag worden, maar alleen kan worden aangewend voor opbouw langdurig verlof wat tijdens het dienstverband opgenomen moet worden. De regeling heeft als doel de medewerkers op een verantwoorde wijze tot op hogere leeftijd inzetbaar te houden door parttime te kunnen afbouwen. Daarmee is de regeling mede bedoeld om het risico op mindere inzetbaarheid van de medewerkers voor de organisatie te beperken en ook om doorstroming van jongere medewerkers in kantoorfuncties te bevorderen.
De voorziening is opgenomen tegen de contante waarde. De veronderstellingen sluiten zo veel mogelijk aan met de veronderstellingen uit de voorzieningen voor jubileum, NUR en FLO. De voorziening heeft voor € 0 een looptijd korter dan 5 jaar. Het resterende bedrag van € 370.529 heeft een looptijd van langer dan 5 jaar.
De mutatie door de gewijzigde rente van 3,72% naar 3,28% bedraagt € 56.000.